Een uitnodiging om in het vuur te staan

Arleen Westerhof,
Initiatiefneemster en leidster Nederlandse Profetische Raad,
November 2020

Samuel leefde en groeide op in de Tegenwoordigheid van de Heer. Het was een tijd van branden, toen de Heer de zonden van zijn priesters Eli en zijn zonen oordeelde. De Heer zei: “Ik zal voor Mij een trouwe priester doen opstaan; die zal doen zoals het in Mijn hart en Mijn ziel is. Voor hem zal Ik een blijvend huis bouwen, en hij zal alle dagen voor de ogen van Mijn gezalfde wandelen” (1 Sam. 2:35).

De Heer zegt: “IK BEN de Brandende. Ik sta midden in het vuur en ik roep tot jullie om erin te komen. Terwijl de strijd woedt, kom in het vuur en ontmoet Mij. Het zal niet meer uitgaan en binnenkomen zijn. Ik wil dat jullie bij Mij in het vuur blijven, zodat ik jullie kan reinigen, en zodat jullie op het nieuwe niveau van zalving kunnen staan dat ik uitgiet over de aarde.

“Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor het aangezicht van de Engel van de HEERE stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. De HEERE zei echter tegen de satan: De HEERE zal u bestraffen, satan! De HEERE, Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen. Is deze Jozua niet een stuk brandhout dat aan het vuur ontrukt is? Nu was Jozua in vuile keren gekleed, terwijl hij voor het aangezicht van de Engel stond. Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor Zijn aangezicht stonden: Trek hem die vuile kleren uit! Daarop zei Hij tegen hem: Zie, ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en zal u feestkleren aantrekken. Vervolgens zei Ik: Laat hen een reine tulband op zijn hoofd zetten. Daarop zetten zij de reine tulband op zijn hoofd en trokken hem feestkleren aan, terwijl de Engel van de HEERE erbij stond. Toen verzekerede de Engel van de HEERE  Jozua: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Als u in Mijn wegen gaat en als u uw taak ten behoeve van Mij vervult, dan zult u ook Mijn huis besturen, en ook Mijn voorhoven bewaken, en zal Ik u omgang geven met hen die hier staan.” (Zacharia 3:1-3)

De Heer zegt: “Ik wil jou ontmoeten. Ik wil met jou spreken”.

De Heer zegt: “Ik wil jou ontmoeten. Ik wil met jou spreken. Ik wil jou uitzenden. En deze keer zal ik je niet alleen maar naar hen zenden die graag jouw woorden willen horen. Ik wil je naar hen zenden die een verhard hart hebben. Terwijl je bij Mij in het vuur staat, zul je jouw angst kwijtraken. En je zult Mijn woorden tot hen spreken, en of zij nou luisteren of je afwijzen, zij zullen weten dat Ik je heb gestuurd.”

Het lot van het land wordt beslist. Velen zijn in de vallei van de beslissing. Gods geest zweeft over de aarde en zegt: ‘Laat mijn volk gaan, zodat zij Mij kunnen aanbidden.”

Mijn profeten zullen zonder angst zijn. Zij zullen voor koningen staan. Tekenen en wonderen zullen door hen stromen, wanneer de krachtmetingen met de machten van het kwaad steeds meer toenemen. Dit zijn de dagen, wanneer goddeloze leiders net als Ahab tegen Elia zullen reageren. Zij zullen tegen Gods profeten zeggen: “U bent degene die Israël in het ongeluk stort!” (1 Kon. 18:17). De Profeten zullen horen, wat deze regeerders in hun geheime gesprekken zeggen, en hen ermee confronteren.

Tegenover de goedertierene toont U zich goedertieren, tegenover de oprechte man oprecht. Tegenover de reine toont U Zich rein, maar tegenover de slinkse toont U zich een Strijder. Want U verlost het ellendige volk, maar de hoogmoedige ogen vernedert U.’ (Psalm 18: 26 – 28)